Als kind groeide Theo op in Rotterdam en heeft hier

ook de oorlog meegemaakt. Zijn herinneringen heeft

hij later in beeld gebracht.

In de maanden vlak voor het uitbreken van de verschrikkelijke oorlog

speelden we overal op het eiland in de Maas waar we woonden . Op de punt

was het wel erg leuk spelen en het uitzicht vanaf onze speelplek was

fantastisch. Links de Holland -Amerikalijn en rechts het uitzicht op de

stad, Het veerbootje bracht de mensen heen en weer en wij speelden op

en tussen de opgestapelde goederen op de kade.

Ik kan mij nog de onvoorstelbaar grote stoomboot herinneren met

alle beelden die erbij horen. Ten minste een keer per jaar ging mijn

moeder met haar familie naar Vreeswijk en ik mocht dan wel eens

mee. De bootreis ging langs alle dorpjes aan de rivier en de reis

duurde de hele dag. Overal gingen mensen en beesten op en af de

boot en ook werden overal goederen gelost en geladen.

Op 14 mei 1940 werd Rotterdam zwaar gebombardeerd. Ons huis werd in

het oorlogsgeweld behoorlijk kapot geschoten. Ons gezin vluchtte naar

Rotterdam-zuid en werd hier bij familie ondergebracht. Na de

capitulatie is moeder met haar kinderen naar Vreeswijk gegaan om daar

te blijven tot vader een geschikte woning voor hen had gevonden. De

bittere gevechten tegen de overmacht van het tot de tanden toe

bewapende Duitse leger duurde 5 dagen.

Het is 1944 en de beroemde hongerwinter staat voor de deur en er is gebrek aan alles. Overdag en ‘s nachts werden er strooptochten georganiseerd en gingen  wij er op uit met zelfgemaakte karretjes en fietsen met houten wielen. Toen in spertijd op het rangeerterrein achter ons huis de zakken met gezeefde kolen waren gevuld, kwamen plotseling de moffen bij het spookachtig schijnsel van lichtkogels ons ruw verjagen.

Toen we terug kwamen in Rotterdam hebben wij twee jaar in een kleine

benedenwoning gewoond. Het bestond uit een kleine voorkamer waar vader en

moeder sliepen en een klein achterkamertje waar de 4 kinderen sliepen en

een piepklein keukentje.Het hele leventje van het gezin speelde zich af op nog

geen 10 vierkante meter. Daar werd gekookt, gegeten, gespeeld en op

zaterdagavond gingen de jongens er in de teil in bad. Hierbovengaat Theo in

bad en op de achtergrond de krijttekening van Giel op het

verduisteringspapier.

Vlak bij ons huis, op het Afrikaanderplein, waren ter bescherming van de

burgerbevolking schuilkelders gebouwd. Het waren langgerekte gangen,

half in de grond en met grasplaggen bedekte bouwsels werden ook als

speelplaats gebruikt en ook wij hadden daar een mooi speelhol. Op een dag

zaten we weer in ons optrekje met ons clubje, toen zich plotseling bij de

ingang een paar knullen posteerden. Linke soep dachten we, ook al, omdat

die etters uniformen droegen van de hitler jeugd en een dolk dreigend

vasthield. Er vielen over en weer rake klappen en de schermutseling

duurde maar kort, toen de lafaards er plotseling vandoor gingen. Toen ik

thuis kwam huilde ik bij mijn moeder uit. Achteraf realiseer ik mij dat wij

niet echt gewonnen hadden. De Nazi’s bleven de baas.

De familie ging met de tram en de fiets naar ons nieuwe huis doch ik ging mee

met de verhuiswagen.Ik was verkouden en mocht als uitverkorene mee op de

bok van een grote kar met twee knollen er voor. Ik werd in de deken gewikkeld

en op de bok gehesen, terwijl twee stoere verhuizers alle huisraad in de kar

stouwden. Het was bitterkoud, maar ik genoot er van. Schokkend en

hobbelend over de Rotterdamse keien, met dampende paarden voor mij,

bereikten we ons droomhuis.

Voor meer beelden en memoires van Theo hier meer info !

Rotterdam 40 /45

Rotterdam 40/45

Als kind groeide Theo op in Rotterdam en heeft hier ook de oorlog

meegemaakt. Zijn herinneringen heeft hij later opgeschreven en in beeld

gebracht.

Het is 1944 en de beroemde hongerwinter staat voor de deur en er is

gebrek aan alles. Overdag en ‘s nachts werden er strooptochten

georganiseerd en gingen wij er op uit met zelfgemaakte karretjes en

fietsen met houten wielen. Toen in spertijd op het rangeerterrein

achter ons huis de zakken met gezeefde kolen waren gevuld, kwamen

plotseling de moffen bij het spookachtig schijnsel van lichtkogels ons

ruw verjagen.

Op 14 mei 1940 werd Rotterdam zwaar gebombardeerd. Ons huis werd in

het oorlogsgeweld behoorlijk kapot geschoten. Ons gezin vluchtte naar

Rotterdam-zuid en werd hier bij familie ondergebracht. Na de capitulatie

is moeder met haar kinderen naar Vreeswijk gegaan om daar te blijven tot

vader een geschikte woning voor hen had gevonden. De bittere gevechten

tegen de overmacht van het tot de tanden toe bewapende Duitse leger

duurde 5 dagen.

In de maanden vlak voor het uitbreken van de verschrikkelijke oorlog

speelden we overal op het eiland in de Maas waar we woonden . Op de

punt was het wel erg leuk spelen en het uitzicht vanaf onze speelplek

was fantastisch. Links de Holland -Amerikalijn en rechts het uitzicht op

de stad, Het veerbootje bracht de mensen heen en weer en wij speelden

op en tussen de opgestapelde goederen op de kade.

Ik kan mij nog de onvoorstelbaar grote stoomboot herinneren met alle

beelden die erbij horen. Ten minste een keer per jaar ging mijn moeder

met haar familie naar Vreeswijk en ik mocht dan wel eens mee. De

bootreis ging langs alle dorpjes aan de rivier en de reis duurde de hele

dag. Overal gingen mensen en beesten op en af de boot en ook werden

overal goederen gelost en geladen.

Toen we terug kwamen in Rotterdam hebben wij twee jaar in een kleine

benedenwoning gewoond. Het bestond uit een kleine voorkamer waar

vader en moeder sliepen en een klein achterkamertje waar de 4 kinderen

sliepen en een piepklein keukentje.Het hele leventje van het gezin

speelde zich af op nog geen 10 vierkante meter. Daar werd gekookt,

gegeten, gespeeld en op zaterdagavond gingen de jongens er in de teil in

bad. Hierbovengaat Theo in bad en op de achtergrond de krijttekening

van Giel op het verduisteringspapier.

De familie ging met de tram en de fiets naar ons nieuwe huis doch ik ging

mee met de verhuiswagen. Ik was verkouden en mocht als uitverkorene

mee op de bok van een grote kar met twee knollen er voor. Ik werd in de

deken gewikkeld en op de bok gehesen, terwijl twee stoere verhuizers

alle huisraad in de kar stouwden. Het was bitterkoud, maar ik genoot er

van. Schokkend en hobbelend over de Rotterdamse keien, met dampende

paarden voor mij, bereikten we ons droomhuis.

Vlak bij ons huis, op het Afrikaanderplein, waren ter bescherming van

de burgerbevolking schuilkelders gebouwd. Het waren langgerekte

gangen, half in de grond en met grasplaggen bedekte bouwsels werden

ook als speelplaats gebruikt en ook wij hadden daar een mooi speelhol.

Op een dag zaten we weer in ons optrekje met ons clubje, toen zich

plotseling bij de ingang een paar knullen posteerden. Linke soep

dachten we, ook al, omdat die etters uniformen droegen van de hitler

jeugd en een dolk dreigend vasthield. Er vielen over en weer rake

klappen en de schermutseling duurde maar kort, toen de lafaards er

plotseling vandoor gingen. Toen ik thuis kwam huilde ik bij mijn moeder

uit. Achteraf realiseer ik mij dat wij niet echt gewonnen hadden. De

Nazi’s bleven de baas.